Rijk moet bodemdaling in veenweidegebieden tegengaan

03-09-2020

Het kabinet moet bodemdaling in veenweidegebieden tegen gaan, door op landelijk niveau doelen vast te stellen. Dit adviseert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in zijn advies ‘Stop bodemdaling in veenweidegebieden: het Groene Hart als voorbeeld’.  Het rapport is aangeboden aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

In landelijke veenweidegebieden daalt de bodem, doordat het grondwaterpeil wordt verlaagd om intensief landbouwgebruik mogelijk te maken. Deze bodemdaling geeft weer aanleiding tot verdere verlaging van het waterpeil, zodat sprake is van een neergaande spiraal. Dit heeft nadelige effecten (onder andere voor natuur- en waterkwaliteit), het leidt tot oplopende kosten voor waterbeheer en vrijkomen van grote hoeveelheden CO2. Met het oog op het tegengaan van de klimaatverandering is terugdringing van de bodemdaling zelfs onvermijdelijk. Om bodemdaling tegen te gaan is er een omslag nodig in het waterbeheer van onze veenweidegebieden: van peilverlaging naar peilverhoging. Om deze omslag te realiseren moet de rijksoverheid hier gericht op sturen. Dat gebeurt volgens de Rli nu onvoldoende. De raad adviseert om 50% bodemdalingsreductie wettelijk verplicht te stellen in 2030, en om voor 2050 een streefdoel van 70% bodemdalingsreductie vast te leggen.

De raad pleit voor een regionale gebiedsgerichte aanpak. Provincies moeten in overleg met belanghebbende partijen met behulp van zoneringskaarten aangeven waar en hoever de waterpeilen moeten verhoogd, met een prioritering van gebieden. Daarom stelt de raad voor om regionale uitvoeringstafels in te stellen, waarbij de waterschappen een belangrijke rol spelen. Veel boeren zullen hun bedrijfsvoering moeten aanpassen, bijvoorbeeld door extensivering daarvan, met minder vee per hectare en/of andere teelten. Zij moeten daarbij door de overheid worden ondersteund, financieel en met kennis.